Een korte geschiedenis van het IJsselmeergebied en het beheer

Het IJsselmeergebied maakt deel uit van het Rijn stroomgebied en is ontstaan tussen 1927 en 1932 door de aanleg van de Afsluitdijk. De voormalige ‘Zuiderzee’ werd daarmee afgesloten van maritieme invloeden. Hierdoor veranderde het in een ondiep zoetwatermeer met een gemiddelde diepte van 4 meter, met geulen tot 8 meter diep. In de periode van 1930 tot 1960 vond landaanwinning plaats waardoor drie polders en de randmeren ontstonden. Het oppervlak van de IJsselmeer nam hierdoor met ruim 40% af tot circa 1900 km2. De Houtribdijk, een dijk aangelegd in 1975, splitste het meer in twee delen. Het noordelijk deel, het IJsselmeer met 1100 km2 en een zuidelijk deel genaamd het Markermeer, met 700 km2. Deze meren en de grensmeren zijn vaak aangeduid als het IJsselmeergebied en vormen samen het op twee na grootste meer van Europa. (de Leeuw et al., 2008; Lammers et al., 2008).

Het beheer van het IJsselmeer en het Markermeer was in eerste instantie gericht op het optimaliseren van de economische en sociale duurzaamheid van de visserij. Veel ecologisch en biologisch onderzoek is uitgevoerd ter ondersteuning van de nationale autoriteiten. Dit leidde tot verschillende beheersmaatregelen die vaak gericht waren op het verminderen van de vangstcapaciteit en bijvangst van de vaak overbeviste paling- en snoekbaarspopulaties (Leeuw 2008). In 1963 werd de visserijwet ingevoerd met beperkingen om het visbestand duurzaam te beheren (Leeuw 2007). Deze wet zorgde in 1970 voor een verbod op de boomkorvisserij. De boomkor was tot die tijd de belangrijkste vismethode op de paling in het IJssel- en Markermeer. Met het verbieden van de boomkor, werd het vissen met de grote fuik, de schietfuik, de palingkistjes en de haaklijn de belangrijkste technieken voor de paling. Voor de snoekbaars en baars ontwikkelde zich een nettenvisserij. Voor de brasem (Abramis brama), de voorn (Rutilus Rutilus), de brasem (Blicca bjoerkna) en de blankvoorn (Scardinius erythrophthalmus) een zegenvisserij. 

Toename van de productiviteit en het aantal gebruikersfuncties

 

Van 1960 tot 1980 zorgde de verhoogde aanvoer van voedingstoffen (fosfaat en stikstof) uit de Rijn tot een verhoogde productie van algen, weekdieren en vissen in de meren. Hier profiteerde de visserij en de verschillende vogelpopulaties van. Het open karakter en de beschikbaarheid voedsel maakte het IJsselmeergebied van internationaal belang voor verschillende vogelpopulaties (Noordhuis et al. 2014, Klein Breteler et al., 2007).

Naast het belang voor de visserij en de natuur werd het gebied ook steeds belangrijker voor andere gebruiksfuncties. Factoren als de recreatie en scheepvaart, de zoetwater voorziening, energieproductie en de bescherming van de natuur zorgden voor een geleidelijke verandering van het beheer en de beheerdoelen. De economische focus, gericht op de optimalisatie van de visserij veranderde in een focus gericht op sociaaleconomische, biologische en ecologische duurzaamheid. (Leeuw 2008, Klein Breteler et al 2007, PO IJsselmeer & Sportvisserij Nederland 2011). Samen met deze nieuwe functies en maatschappelijke veranderingen werden verdere instituties en wetgeving ingevoerd. De Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992) werden ingevoerd voor de bescherming van de vogelpopulaties en hun habitat en de Kaderrichtlijn Water (Wet Verontreiniging Oppervlakte Water, wasmiddelenconvenant (2000) werd ingevoerd ter verbetering van de waterkwaliteit (Talma 2014, Kruitwagen et al., 2013). 

Afname van de productiviteit van het water en visserijbeperkende maatregelen

 

De toename van de voedingstoffen veroorzaakte steeds vaker voor overlast door blauwalg uitbraken. Om de waterkwaliteit te verbeteren werd de Kaderrichtlijn Water wet ingevoerd. Deze maatregel verminderde de toevoer van voedingsstoffen, zodat de productiviteit van het meer vanaf 1980 weer af nam en het doorzicht van het water toenam. Dit verminderde de overlast van de algen, maar zorgde ook voor een afname in de beschikbaarheid van vis voor zowel vissers als vogels (Kruiswagen et al. 2013, Leeuw et al. 2008, Noordhuis et al., 2014).

De afname van de visserij maakte het noodzakelijk om de visserijdruk weer in balans te brengen met de verminderde draagkracht in het IJsselmeergebied. Vanaf 1980 zijn er in het kader van de visserijwet daarom verschillende visserijmaatregelen ingevoerd om de visserij inspanning te verminderen en de effecten van de visserij op de vogels te reduceren.

Om de natuur een boost te geven zijn er vanaf 1989 verschillende projecten uitgevoerd. Deze projecten hadden tot doel om ecologische verbindingen te versterken en diversiteit in het IJsselmeergebied aan te brengen en broedgelegenheid voor vogels en paaigelegenheid voor vissen te creëren. Tussen 1989 en 2007 zijn er tenminste 19 natuurontwikkelingsprojecten uitgevoerd waaronder; de Kreupel, Mirnserklif, Luwtegebied Oostvaardersdijk, Vossemeer en Natte As.

Maatregelen hadden niet het gewenste effect

De situatie met een kritische visstand en lage vogelstand zorgde ervoor dat er in 2012 een juridische strijd ontstond op basis van de Natuurbeschermingswet. De natuurbeschermingsorganisaties wisten het voor elkaar te krijgen dat de visserij op spiering in 2012 verboden werd.

Naar aanleiding van deze juridische strijd, de steeds verder uiteenlopende perspectieven en afnemende vertrouwen, nam de provincie Fryslân het initiatief om een bemiddelaar te vragen om tot een structurelere oplossing te komen. Dit resulteerde in het Masterplan Transitie IJsselmeer waarbij alle stakeholders voor het eerst aan tafel zaten en het eens werden over de te nemen maatregelen.

Dit betekende dat de visserijcapaciteit op de afgenomen draagkracht van het IJsselmeer moest worden afgestemd. In dit kader vond in 2013 een verdere reductie van 85% van de nettenvisserij plaats om de snoekbaars en brasem populaties te herstellen.

Ondanks dat vertegenwoordigers van de visserij aan het project deelnamen waren veel vissers het niet eens met de uitkomsten van het project. Ook had deze maatregel grote gevolgen voor vissers met slechts een vergunning. In plaats van met 50 netten, mochten zij nu nog maar met 8 netten vissen, waardoor de nettenvisserij niet meer rendabel was. Veel kleinere visserijbedrijven verkochten hun vergunning aan andere bedrijven waardoor een aantal bedrijven veel vergunningen in handen kregen.

De maatregelen hadden een positief effect op de snoekbaars populatie en de vangsten, die structureel toenamen. Op bestuurlijk vlak, zorgde het Masterplan IJsselmeer Visserij echter niet tot het gewenste vertrouwen en samenwerking. In plaats daarvan was dit het begin van een reeks van stakeholder participatie projecten. Deze hadden allemaal tot doel om de verschillende stakeholders en hun perspectieven bij elkaar te brengen en de visstand, visserij en de natuur duurzaam te beheren. Zo volgde de Gedeelde Werkelijkheid IJsselmeervisserij, de Gebiedsagenda 2050, werd er een enquête onder beroepsvissers uitgevoerd over hun vangsten en werd er samengewerkt aan een breed gedragen bestandsopname. 

Huidige situatie

 

Hoe staat het er na vele jaren van onderzoek, beleid, maatregelen en stakeholder participatie en natuurprojecten nu voor?

Het antwoord hierop is niet eenduidig en het antwoord hangt af van degene die die vraag gesteld krijgt.

De vissers zijn namelijk erg te spreken over de vangsten van de afgelopen jaren. Zowel de snoekbaars als paling vangsten zijn toegenomen en de vissers zien ook veel jonge ondermaatse paling. NGO’s stellen echter dat het nog steeds erg slecht met de palingstand gesteld is. Zij baseren zich hierbij op de data van de glasaalmonitoring die in 2014 iets gestegen is maar nog steeds minder is dan 5% van dat in 1980. Het nieuwste ICES-advies is in lijn hiermee en adviseert voor het eerst om de visserij op zowel glasaal als volwassen paling te verbieden. Ook over de stand van de brasem en blankvoorn zijn de meningen verdeeld. Zo zijn de meeste vissers optimistisch terwijl Wageningen Marine Research in de survey weinig brasem tegenkomt en adviseert voorlopig een nul-vangst om in 2027 tot herstel van het bestand te komen. Omdat met de nettenvisserij ook brasem en blankvoorn gevangen worden liggen er nog verdere reducties van de nettenvisserij op de loer.

Ook bestuurlijk ligt er nog een grote uitdaging. In 2019 hebben alle partijen wederom afgesproken om door een constructieve dialoog richting verduurzaming te gaan.  Er bestaat echter lang niet op alle vlakken eenduidigheid over de huidige situatie en de maatregelen die genomen moeten worden.

“Wat vissers en wetenschappers zien en ervaren, daartussen zit een wereld van verschil”

Zo waren er op 14 september 2021 demonstraties van IJsselmeervissers en Noordzee vissers tegen de aanleg van windmolens. Tijdens de speeches was het echter duidelijk dat de frustraties en de kritiek van de vissers niet alleen gericht zijn op de aanleg van windmolenparken, maar ook betrekking hebben op het visserijbeleid en andere gebiedsontwikkeling. Ook de verschillende rechtszaken die vissers nu en in de afgelopen jaren tegen maatregelen en gebiedsontwikkelingen hebben aangespannen laten dit zien. Het is daarom maar de vraag of de gezamenlijke projecten die er de afgelopen jaren zijn uitgevoerd er daadwerkelijk voor hebben gezorgd dat er meer begrip en waardering onder de belanghebbenden is ontstaan.

Momenteel wordt er opnieuw samen gewerkt aan een nieuwe gedeelde werkelijkheid rondom verstandig vissen. In dit project werken beroepsvissers, sportvissers, natuurbeschermers en wetenschappers gezamenlijk aan duurzaam visserijbeheer voor het IJssel- en Markermeer. Deze samenwerking zou kunnen resulteren in een nieuw beheerssysteem waarbij wetenschappers, vissers en Ngo’s samen het beleid bepalen waarbij er proactief op de huidige visstand ingespeeld kan worden.

Makkelijk zal het gezien de verschillende perspectieven en het onstuimige verleden niet worden. Toch is dit wel de weg voorwaarts, want een Rijk IJsselmeer zal alleen een mogelijkheid worden als alle partijen bij het proces betrokken zijn, zij hun kennis kunnen delen en achter het beleid staan.